Terug naar de Slag bij Arnhem
OUD-ALBLAS – Als jongetje van 7 maakte Wim Gerritsen uit Oud-Alblas de Slag bij Arnhem in de Tweede Wereldoorlog van dichtbij mee. Een terugblik, in het kader van dodenherdenking en bevrijdingsdag.
Elke keer, als op 4 mei de gesneuvelden worden herdacht, gaan zijn gedachten terug naar die tijd. “Dan denk ik altijd weer aan die spannende dagen in 1944”, zegt de 70-jarige emeritus predikant (of ander gezegd, dominee met pensioen) Wim Gerritsen. “Wij woonden een flink eind buiten het dorp Valburg, in het gebied tussen de Rijn en de Waal, ten zuiden van Arnhem. Tot aan het laatste oorlogsjaar verliep alles vrij rustig voor ons. De enige confrontatie met de Duitsers was als ik met mijn vader over de dijk fietste en we werden aanhouden door een wachtpost om het persoonsbewijs te controleren. Een heel enkele keer kwam er wel eens een groepje Duitse soldaten bij ons op de boerderij. Nou zaten mijn ouders daar niet echt op te wachten, want we hadden een Joodse onderduiker in huis. Ik weet dat ik, zo jong als ik was, instinctmatig aanvoelde dat de Duitse bezetter geen vriend was. Ik heb zelfs wel eens een stuk chocolade geweigerd dat een Duitser mij voorhield. Terwijl dat toen toch een zeldzame lekkernij was voor een jongetje van 7.”
Vliegtuigen
De dag dat de familie Gerritsen ineens middenin de oorlog zat, herinnert de inwoner van Oud-Alblas zich nog heel goed. “Het was op zondag 17 september. In het noorden verschenen ineens vliegtuigen aan de blauwe lucht. Overal waar je kijken kon zag je ze en je hoorde het indringende monotone gebrom van de motoren. Plotseling was de hemel vol parachutisten. Verderop zag je op de weilanden gliders landen, zweefvliegtuigen waarin jeeps, afweergeschut en ander groot materieel zat. Tegen de avond werd het pas rustig. Dat bleef een paar dagen zo. Toen kwamen de Engelsen die in Brabant waren geland en oprukten richting Arnhem. Ik hoefde allang niet meer naar school omdat het veel te gevaarlijk was geworden en vond het prachtig om al die militairen te zien.” De rust op onze afgelegen boerderij was voorbij. “In de eerste plaats omdat vluchtelingen uit andere dorpen, waar hevig werd gevochten tussen Engelsen en Duitsers, bij ons hun toevlucht zochten. Maar we kregen ook zeventig Engelse militairen ingekwartierd. Op het erf werd afweergeschut geplaatst, hoewel de Duitsers in de lucht geen bedreiging meer vormden. Ik zie nog hoe mijn moeder regelmatig in zo’n grote wasteil soep stond te koken. Eten was er voldoende. Om de haverklap werd er een koe getroffen door een verdwaalde kogel en was er weer een noodslachting.”
De kleine Wim kreeg voor het eerst wittebrood te eten dat de Engelsen meebrachten. En chocolade, want dit keer stak hij maar al te graag zijn handje uit als een van de soldaten zo’n heerlijk reep in de lucht hield. Op 1 oktober begonnen de Duitsers aan een tegenoffensief en vond er een grote tankslag plaats bij Elst. “Wij hoorden in de verte het ontploffen van de granaten en zijn toen gevlucht naar Slijk-Eeuwijk, een plaatsje aan de noordkant van de Waal. Die beelden vergeet je nooit. Ik zat bij mijn moeder achterop de fiets en regelmatig moesten we van de weg af de sloot in duiken. Ik zie me nog liggen met zo’n draaiend fietswiel boven mijn hoofd. Op een gegeven moment kwam er een tank terugrijden vanaf het front. Voorop die tank zat een grote man, helemaal onder het bloed. Een zwarte man. Voor het eerst van mijn leven zag ik een neger.”
Evacueren
Na een paar dagen keerde het gezin Gerritsen terug naar huis. Dat was maar van korte duur. De geallieerden wilden het gebied helemaal onder water zetten. Dus ze moesten evacueren. Eerst naar Nijmegen, waar ze in een klooster werden opgevangen en waar Engelse verpleegsters met grote DDT-spuiten de luizen te lijf gingen. “Nijmegen was niet het eindpunt”, vervolgt Wim Gerritsen. “Men had besloten dat de mensen uit Valburg geëvacueerd zouden worden naar het Belgische Gerardsbergen. Gelukkig hadden wij mijn oma bij ons. Die was zo oud dat een reis naar België niet verantwoord was. Daarom werd ons gezin – ik was trouwens het enige kind – met oma bij een familie in Tilburg ondergebracht. Daar zijn we maanden gebleven. Ik heb toen ook koningin Wilhelmina gezien die in een villa in Breda verbleef.”
Zo werd het begin mei. De Duitsers capituleerden. “Maar we mochten nog altijd niet terug naar huis. Men was bang dat er in het gebied rond ons dorp teveel mijnen zouden liggen. Dat moest eerst uitgebreid onderzocht worden. Pas op 29 mei kregen we toestemming om terug naar huis te gaan. Het was een trieste aanblik. Ons huis stond er nog, maar daar had je dan ook alles mee gezegd. Geen ramen er meer in. Overal kogelgaten. Waarschijnlijk ook gewoon door geallieerden afgevuurd die ons huis als onderkomen hadden gebruikt. Veel huisraad was vernield. Het was een enorme bende.”
Toekomst
Het zou nog heel lang duren voor alle mensen uit Valburg de draad weer een beetje konden oppakken en gewoon met dagelijkse dingen bezig konden zijn. Ook vader, moeder en zoon Wim Gerritsen waren in die eerste maanden na de bevrijding aangewezen op hulpverlening. Het kwam desondanks allemaal goed. Ook Wim begon aan een nieuwe toekomst. Hij had immers nog een heel leven voor zich. Maar vergeten deed hij nooit. Vooral op 4 en 5 mei beleeft hij in gedachten die dagen opnieuw. Een bewogen periode in het leven van een jongetje van 7 jaar.
Bron: Geurt Mouthaan | © Het Kontakt Edities BV